virus

Virussen zijn erg klein, kleiner als bacteriën. Virussen kan je niet met een microscoop zien alleen met behulp van een speciale elektronenmicroscoop zijn ze zichtbaar. Een herpesvirus veroorzaakt een koortslip. Virussen bevinden zich in het grensgebied tussen leven en dood. Alle organismen bestaan uit cellen behalve virussen. Virussen hebben ook geen cytoplasma. Een virus bestaat uit een soort chromosoom met daar omheen een omhulsel van eiwitten. Een virus heeft wel een chromosoom en zou je het levend kunnen noemen. Elke soort virus heeft een gastheercel nodig om zich voor te planten. De gastheercel kan van een mens zijn maar ook van een ander organisme. Het hiv is de veroorzaker van aids. Dit virus gebruikt witte bloedcellen van de mens als gastheercellen. Bepaalde witte bloedcellen gaan daar door dood. De witte bloedcellen vernietigen anders ziekteverwekkers. Doordat veel witte bloedcellen zijn vernietigd heeft aidspatiënt weinig of geen weerstand tegen ziekteverwekkers. Andere ziekten bij de mens die veroorzaakt worden door virussen zijn: griep, verkoudheid, koortslip, mazelen, pokken en rodehond.